Tagungshaus
3K/C 3P-principes van christelijk godsdienstonderwijs op scholen
Vertaling: Jan-Hendrik Herbst, Vertaling controle: Stefan Gärtner
De ‘Overeenkomst van Schwerte’ en de daarin opgenomen 3K/C 3P-principes bieden een kader voor het integreren van politieke dimensies in het godsdienstonderwijs. Deze principes zijn als volgt:
In processen van religieuze vorming moeten controversiële thema's besproken worden waarover binnen de theologie, kerk en samenleving verschillende standpunten bestaan. Een voorwaarde hierbij is dat deze standpunten niet in tegenspraak zijn met de mensenrechten of wetenschappelijke inzichten, die gebaseerd zijn op rationele, methodologische en argumentatieve standaarden. Hierbij moet rekening gehouden worden met zowel intra- als interreligieuze diversiteit (ad intra), alsook met de verschillen tussen religieuze en seculiere wereldbeschouwingen (ad extra).
Bij het initiëren en uitvoeren van processen van religieuze vorming moet kritisch gereflecteerd worden op machtsverhoudingen en sociale ideologieën. Dit stelt ons in staat om afhankelijkheden en overlappende sociale ongelijkheden te herkennen en tegen te gaan. Daarnaast is het belangrijk dat er ruimte wordt geboden voor kritiek, tegenspraak en protest tegen bestaande religieuze, sociale, psychische en natuurlijke machtsverhoudingen en de verwevenheden daartussen.
Religieuze vorming moet leerlingen aanmoedigen door de hoopvolle perspectieven van de Koninkrijk-Godsverkondiging, als contrafatisch perspectief op de werkelijkheid, te betrekken bij het onderwijs. Deze perspectieven moeten worden ontsloten en getoetst op hun plausibiliteit. De oriëntatie op Bijbelse gerechtigheidsopvattingen biedt visionaire toekomstperspectieven, zelfs tegen alle verwachting in.
Religieuze vorming moet (gereflecteerd) positioneel zijn en, in lijn met de Bijbelse traditie, fungeren als pleitbezorger voor de gemarginaliseerden. Leraren dienen hun eigen positie transparant te maken, terwijl ze tegelijkertijd de leerlingen ruimte bieden voor kritische reflectie. Dit stelt leerlingen in staat om bewust met deze positie om te gaan. Een dergelijke basishouding helpt om persoonlijke, structurele, institutionele en existentiële overweldiging tegen te gaan.
In religieuze vorming moeten de persoonlijke achtergronden, middelen en perspectieven van de leerlingen volledig worden meegenomen. Leerlingen moeten worden aangemoedigd om actief deel te nemen aan het leerproces en daarbij leren hoe zij praktisch kunnen handelen volgens hun eigen religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen. Tegelijkertijd worden zij geconfronteerd met het idee dat hun eigen handelen, vanuit christelijk perspectief, gericht moet zijn op begrippen zoals 'vrede', 'gerechtigheid' en 'verantwoordelijkheid voor de schepping'.
Religieuze vorming moet praktijkgericht zijn omdat religies in wezen praktisch van aard zijn. Naast het leren omgaan met religieuze waarnemingen, wereldbeelden en hun kritische beoordeling, is het ook belangrijk om vormen van geleefde religie te ontsluiten. Alleen door zich bezig te houden met spirituele praktijken en (religieus gemotiveerde) sociaal-politieke acties, kan religieuze vorming wegen openen om, zowel individueel als collectief, bij te dragen aan een rechtvaardigere samenleving.